Albanië 2010

Mei 2010. Een fietstocht van 4 weken door Albanië. Het weblog is in eerste instantie geschreven voor het thuisfront, maar bevat ook wel info die voor andere fietsers bruikbaar kan zijn. Reacties en vragen eventueel naar jaap.d.boer@gmail.com

dinsdag 8 juni 2010

Gefietste route




Op de overzichtskaart uit de reisgids Albania van uitgeverij Bradt heb ik de door mij gefietste route ingetekend.

woensdag 2 juni 2010

Deel 3 en slot

'Hier ben ik, ik ben weer terug. Het land was woest, en ik had soms met slecht weer te kampen.`
Vrij naar "De generaal van het dode leger" door Ismail Kadare.

Ismail Kadare is een Albaneze schrijver die ver over de grensen bekendheid geniet. Ik heb 2 boeken van hem bij me die beiden een prachtige sfeertekening zijn van stukjes Albaneze geschiedenis. In De generaal ... vertelt Kadare het verhaal van een Italiaanse generaal, die volgens afspraak tussen Albanië en Italië de stoffelijke overschotten van gesneuvelde Italiaanse soldaten uit WO II komt opgraven en naar huis brengen. Langs deze weg schetst Kadare verschillende aspecten van hoe die oorlog voor zowel de Italianen als de Albanezen is verlopen.
Het juiste citaat luidt: "Hier zijn ze, ik heb hen teruggebracht. Het land was woest en we hadden voortdurend met slecht weer te kampen."
Dat de generaal het land als woest ervoer kan ik me volkomen voorstellen. Op een klein stuk vlak land langs de kust na, waar de meeste Albanezen wonen overigens, zijn er alleen maar bergen. Ook langs de zuidelijke kust zijn bergen.
De generaal had voortdurend met slecht weer te kampen. Zo erg verging het mij niet. Het was een periode met wisselvallig weer op de Balkan, waarbij zon, bewolking en regen elkaar afwisselden.

Vanuit Shkoder ben op de fiets gestapt naar Thethi. M'n meeste bagage heb ik achtergelaten in het hotel in Shkoder, waar ik toch weer langs terug moet. Het eerste gedeelte gaat over de hoofdweg naar de grensovergang met Montenegro. Al is die weg best wel druk, toch maakt ook allerlei langzaam verkeer gebruik ervan, er is tenslotte geen alternatief.
De aanloop naar de klim naar Thethi is een prachtig weggetje, dat licht klimt, de besneeuwde bergen komen al maar dichter bij. Verrassend kom ik hier 2 Slowaakse fietsers tegen, die ook naar Thethi gaan. De vrouw heeft het nu al te kwaad, en ik vrees dat ze het zo niet gaan halen. Voor hun niet erg, ze hebben bivakzakken, maar ik heb m'n tent in Shkoder achtergelaten. Dus ik besluit toch maar alleen door te fietsen.
Abrupt gaat in Boga het wegdek over in groffe steenslag, en begint de weg te klimmen. Regelmatig moet ik even van de fiets, als de keien te los liggen, of de klim in een bochtje te scherp is.
Als ik na een tijdje op een muurtje een boterham eet stopt er een vrachtwagen. "Moet je naar Thethi? Gooi je fiets dan maar achterin en kom zelf in cabine!" Dat is vals spelen, maar wel heel makkelijk, dus ik stap in. Ik snap wel dat dit niet als onbetaalde lift is bedoeld. Ik zoek onderweg in m'n reisgids op wat er als redelijk bedrag voor deze tocht staat, en hij vraagt de helft.
Zo, daarmee ben ik mooi op tijd in een pensionnetje. Voor nog geen € 20,- heb ik daar een overnachting met 3 maaltijden. En tussendoor koffie en raki. Als ik het avondeten allang op heb komen daar notabene de 2 Slowaken aan. Zij meer dood dan levend. De volgende dag willen ze door en de vallei langs een nog veel zwaardere route uitrijden. Ik blijf een dagje.
Thethi is een vallei die alleen over hoge passen bereikbaar is. Gedurende de winter zijn ze daar van de buitenwereld afgesloten. A. Den Doolaard schreef naar aanleiding van een bezoek in de jaren 30 de roman De herberg met het hoefijzer, over de toen nog voorkomende bloedwraak. Dat boek(je) zat ooki n m'n tas. Na zo'n wraakmoord vluchtte de dader naar speciaal daarvoor gebouwde torens, trok de ladder op en was tijdelijk onbereikbaar. De beide families hadden zo tijd om de zaak onderling te regelen, waarna de wreker weer uit de toren kwam. In Thethi staat nog zo'n toren.
De dag in Thethi wandel ik wat door de vallei, en geniet op het terrasje voor mijn pensionnetje van het uitzicht en de zon, waarbij ik me soms wel de opdringerige kinderen van het lijf moet houden. Het is hier nog echt de grootfamilie, grootmoeder gaat er overdag met de koe op uit, of scharrelt wat over het erf.
Maar terug moet ik ook. En ik ben in de vrachtwagen evenveel geklommen als gedaald. Zoals ik al een beetje meende te zien is het deel dat ik nu moet klimmen echter veel eenvoudiger. Voor hetzelfde aantal hoogtemeters worden veel meer kilometers gemaakt. En het wegdek is beter aangereden, veel fijnere steenslag. Uiteindelijk kom ik makkelijk boven, het laatste stuk rij ik tussen hoge sneeuwmuren door. Blijkbaar wordt de pas aan het einde van de winter met een buldozer sneeuwvrij gemaakt. Jammer alleen dat vandaag de zon weer verstek laat gaan.
Terug in mijn hotel in Shkoder ben ik de held. De receptionist en de taxichauffeur die de hele dag voor de deur hangt hadden gezegd dat het onmogelijk was naar Thethi te fietsen. Ik zwijg over de vrachtwagen, tenslotte heb ik de klim terug gewoon gefietst.

Na de prachtige natuur van Thethi volgen helaas 3 etappes door het laagland. Dit is echt deprimerend. Eindelozen autosloperijen trekken voorbij, dan weer rij ik meer dan 2 kilometer langs een immens fabrieksterrein dat langzaam staat weg te rotten.
Zelfs de mensen lijken zich aan dit desolate decor te hebben aangepast. Voor het eerst is het contact vervelend opdringerig, of zelfs onvriendelijk. Maar ja, ik moet hier nu eenmaal doorheen, en het geeft wel even een beeld van de leefomstandigheden van toch een heel groot deel van de Albanezen.
Ook de steden hier zijn afzichtelijke blokkendozen. Het enige moment dat dit ineens anders wordt is 's avonds bij de pantoffelparade. De relaxte manier waarop jong en oud door de hiervoor afgezette straten slenteren doet de troosteloosheid even vergeten.
Omdat hier weinig fietsplezier te beleven is bezoek ik Tirana vanuit Durres met de trein. Een beleving op zich. Oude afgeleefde wagons, aan de bordjes te zien uit Italië. De trein komt door stukjes die nog uitzichtlozer zijn dan wat ik langs de weg zag. Hier kom ik langs krotten gebouwd van golfplaat. Hoeveel uitzichtlozer en vernederender is armoe toch in een stedelijke omgeving. Op het land is er eten, en schoonheid om je heen, ook al zal men dat laatste vaak bewust niet waarnemen.

Het laatste stukje richting Berat is hoewel nog steeds vlak weer een stuk plezieriger fietsen. Industrie heeft plaatsgemaakt voor een agrarische omgeving, waar het werk op het land nog vrijwel geheel met de hand gebeurt. Romantisch schrijven de reisgidsen dat al het eten hier de facto biologisch is, maar dat betwijfel ik. In de meeste dorpjes zie ik toch winkeltjes die hun pesticiden aanprijzen. Nu zal lang niet iedereen die kunnen betalen, maar geheel zonder klandizie zijn die winkeltjes vast ook niet.
Berat is het mooiste stadje dat ik in Albanië gezien heb. Aan 2 oevers van de Osumi zijn witte huisjes tegen de steil oprijzende bergwanden geplakt. De status van beschermd stadsgezicht beschermde tegen de ergste communistische systeemwoede, en de ruimte om dit prachtigs aan het zicht te onttrekken door er betonnen dozen voor te plempen ontbreekt in de smalle kloof. Die staan nu dus wat verderop.
Ik slenter een dag door het stadje, en klim omhoog naar de citadel. Die wordt nog steeds bewoond, en is een doolhof van steegjes, met om de haverklap een kerkje. Het waren er oorspronkelijk 42, maar tijdens de athistische campagne van Enver Hoxa eind 60-er jaren zijn er veel gesloopt. Wat over is verkeerd helaas grotendeels in vervallen staat, en is van binnen niet te bezoeken.
Met dat bezoek valt het sowieso hier wel mee. Toerisme staat nog erg in de kinderschoenen, veel toeristen die ik onderweg zie zijn Albanezen. Op die bus met 20 Nederlanders vandaag na dan.

Vanuit Berat zoek ik in Vlora de kust weer op. Dan volgen 2 prachtige dagen parallel langs de kust. De bergen lopen hier recht door naar zee, soms is er bij een riviermonding een baai met een dorpje en strand, of een strandje zonder dorpje. Soms ook draait de weg met pittige klimmen (tot 17%!) een stuk landinwaarts.
Daar is het dan vaak bewolkt, terwijl aan zee de zon schijnt. Het is zelfs zo dat ik bij de klim om over een landtong te komen in de mist terecht kom. Als die boven af en toe even breekt is er een prachtig uitzicht op de zee beneden. Zodra ik die zee bereikt heb fiets ik weer in de zon. Die dag sluit ik dan ook af met een duik in de zee in een heel dorpje met 2 hotelletjes, 1 winkeltje en 1 restaurant wat open is. Precies genoeg voor de bezwete fietser.

Over het eten heb ik nog niet veel geschreven. Dat hoort er natuurlijk ook bij.
Vers lijkt het allereerste sleutelwoord. En met de wat trage transport over de gebrekkige infrastructuur betekent dat uit de buurt. In Kruja 40 kilometer landinwaarts is geen vis te krijgen bij voorbeeld.
Verder is de keuken eenvoudig. Er zitten hier en daar wat Griekse en Italiaanse invloeden in. Pizza krijg je overal. Maar de verfijning ontbreekt. De visgerechten smaken me over het algemeen het beste. Vlees is al gauw tamelijk taai. Feta is alom aanwezig, vanaf het ontbijt tot in de salade en bij vrijwel elk warm gerecht.
Het eten wordt op een voor mij aparte manier uitgeserveerd. Te beginnen met de salade, meestal een flinke bak, groen of tomaat/komkommer. Maar als ik daar een paar happen van op heb komt ineens de soep. Salade op zij en beginnen met de soep zolang die nog warm is. Halverwege de soep arriveert het hoofdgerecht. Alles warm naar binnen werken is zo een onmogelijkheid. Ik ben blij dat ik het ijs als nagerecht niet direct besteld heb.
Menukaarten zijn er soms deels in het Engels. Net zover als de taalkennis reikte, allerlei gerechten worden niet vertaalt, of samengevalt als traditioneel Albanees gerecht. Ik heb me aangewend om in zo'n geval de ober te vragen welk van die gerechten hij het lekkerste vindt. Pakt meestal goed uit.
De Italiaanse invloeden beperken zich helaas tot de pizza. Koffie zou mogen volgen. Cappucino maakt men, voor zover ik het zie, van een poedertje en water of melk, dat met een melkschuimer verhit wordt. Dit geheel wordt afgemaakt met een dot slagroom uit een spuitbus. Het resultaat is melkerig, zoet, met een vleugje koffie- en chocoladesmaak.
En dat terwijl ze een prima espresso maken, alleen zo sterk dat je een maag als een betonnen bunkertje moet hebben om het te verteren. Ik krijg het alleen weg met flink wat suiker. Gebruik die melkschuimer nu om melk te kloppen, doe dat bij de espresso, en volgens mij wordt het prachtig. Helaas.
Zoals in veel armere landen is het witbrood wat de klok slaat. Buke te Zeze betekent letterlijk zwart brood. Als het lichtbruin uitvalt ben ik al tevreden. Een paar keer moest de winkelmedewerkster zelf heel goed 2 broden vergelijken om enig vermoeden te krijgen voor Zeze. Naast feta vind ik ook prima harde kazen. En vijgenjam, en heel veel vers fruit. Vaak ook aangeboden in stalletjes langs de kant van de weg.
Onder de noemer Fast Food is Byrek te koop. Een tamelijk vet bladerdeeg gevuld met kaas of spinazie. € 0,30 en m'n buik is weer vol.

Nu mijn tocht er bijna opzit merk hoe fijn het is om lang in 1 land te zijn. Ik heb gevoel voor de taal gekregen (lastig genoeg, want geen familie van wat voor bekende andere taal ook), de muziek is me vertrouwd geworden, ik heb het één en ander geleerd van de geschiedenis en de socialal- politieke vragen, en meer van dat soort zaken dat ik me er op m'n gemak ben gaan voelen
Gevolg van een land op die manier zien is ook dat de interesse erin natuurlijk toeneemt.
Het land kan een grote toekomst als vakantiebestemming hebben. M.n. door de prachtige natuur. Bergen en stranden liggen vlak bij elkaar. De bevolking schreef ik al eerder is vriendelijk, en op een plezierige manier behulpzaam. De Grieken die me vertelden dat ik de eerste dag al van alles van waarde beroofd zou worden, en blij mocht zijn als ik 't er levend van af zou brengen hadden geen gelijk.
Het land is ook rijk aan archeologische vindplaatsen. Alleen ook hier is nog een enorme ontwikkelingsslag te gaan. De deels opgegraven resten liggen er vaak een beetje verloren in hun (stadse) omgeving bij.
Groot minpunt vind ik het afval wat op een derde wereld achtige manier overal wordt neergesmeten. Dat is een mentalitietskwestie die minder snel opgelost wordt dan dat de wegen verbeterd worden.
De Albanezen die ik sprak dromen allemaal van de EU. Jammer genoeg met als eerste reden dat ze dan in het buitenland kunnen gaan werken. De binnenlandse economie heeft namelijk enorm te leiden gehad van de rellen eind 90-er jaren, na het instorten van de op piramideconstructies gebaseerde beleggingsfondsen.
Hiermee zit de vakantie er dan weer op. Precies voor de onweersbui losbarst loop ik de deur binnen van het hotel waar ik begon. Morgen de overtocht naar Corfu, de terugvlucht, en het weerzien met Marlijn. En dan met een rijke ervaring op zak het gewone leven weer in.

dinsdag 25 mei 2010

Processie van Echternach naar de zon.

Na de weersomslag in Gjirokaster herstelt het weer langzaam. Een betere dag wordt gevolgd door een slechtere, die toch weer beter is dan de vorige slechte. Uiteindelijk eindig ik ruim een week later in Shkoder met fraai zomerweer.
Vanwege het mindere weer pas ik mijn route een beetje aan. De 2 delen door onherbergzame delen, met weinig accomodatie en slechte wegen vervang ik door iets meer voorspelbare delen.

Dat betekent dat ik voor een deel door Macedonië fiets.
De grens met Albanië loopt door het immense meer van Ohrid, en ik kies dus voor de Macedonische kant. Ook omdat het me door 2 Fransen die op de tandem onderweg zijn was aangeraden. Een terechte tip, het is doodstille tocht met prachtige uitzichten.
De grensformaliteiten stellen weinig voor. Aan de Albanze kant staat een soort kiosk me een PC en een stapeltje stempels. Aan de Macedonische kant zijn er tenminste nog 2 rijbanen met slagbomen en douanehokjes. Aan beide kanten krijgt mijn fiets evenveel aandacht als mijn paspoort.

Ik passeer ook het stadje Ohrid, waar het akkoord gesloten werd tussen de Macedonische overheid en de opstandige Albanese minderheid.
Een stadje verder overnacht ik. De sfeer voelt anders dan in Albanië. Dat is niet alleen de iets welvarender en westerser uitstraling. Op de een of andere manier lijkt het recente verleden van het uiteenvallen van Joegoeslavië onderhuids nog aanwezig. Alsof hetgeen dat ik zie een laagje is waarmee men een onderliggende laag bedekt. Het voelt niet dreigend, meer alsof het sociale leven nog zoekend is.
Van Macedonië weer terug naar Albanië volg ik de rivier De Zwarte Drin. Die zal ik nog vaker tegenkomen. In de rivier zijn verschillende waterkrachtcentrales ingericht. Meestal vrij kleinschalig, zodat het landschap er niet door verwoest wordt. Grappig is dat bij één van die centrales het water midden in het meer in een soort pijp lijkt te storten.

Weer terug in Albanië volgen een aantal pittige etappes door de bergen. De klimmetjes hoe kort ook, zijn bijna altijd direct pittig, makkelijk 7%, oplopend tot wel 15%. Het wegdek is onvoorspelbaar. Een prima stuk asfalt kan zo overgaan in semi verhard, een hobbelige lappendeken of gatenkaas met diepe gaten. In de stadjes ontbreken putdeksels nogal eens. Bij de lappendeken geldt eigenlijk hetzelfde als bij ijs met scheuren: je rijdt er het best snel overheen. Maar ook weer niet zo snel dat je niet kunt reageren op ineens toch een gat of een grote hobbel.

Met al die gaten en kuilen had ik al gelezen dat de Albanezen een grote voorkeur hebben voor een Mercedes. Deze auto schijnt als enige echt bestand te zijn tegen die omstandigheden. Het lijkt inderdaad of bijna de helft van het wagenpark hier een Mercedes is. Vele al erg oud, maar er rijden ook opvallend veel nieuwe rond. Ook de PC Hoofttractor rijdt hier in grote getale rond, met meer functioneel nut dan in Amsterdam waarschijnlijk. Gezien de algemene armoe is het natuurlijk wel de vraag waar dit van betaald wordt.

Vooraf had ik waarschuwende woorden gelezen over het rijgedrag van de Albanezen. Men rijdt hier nog maar een aantal jaren massaal auto, dus ervaring en gewoonte ontbreekt.

Het valt me allemaal erg mee. Natuurlijk is het niet druk op de weg. In de bergen kom ik 1 auto per half uur tegen. Meestal wordt er ruim van te voren getoetert om te melden dat men er aan komt. Vervolgens rijdt men met de telefoon aan het oor voorbij, is dat niet zo dan wordt gezwaaid. Als inhalen even niet mogelijk is (een kwestie die verschillend beoordeeld wordt) blijft de auto rustig achter me. Als ik in dank mijn hand opsteek zwaaien ze terug.


De Albanezen komen op mij over als vriendelijk, bescheiden en behulpzaam. Men lijkt in eerste instantie wat in zichzelf gekeerd. Maar als ik zwaai zwaait men altijd terug, voor zover ik zie met ineens een brede lach.

In de winkel gaat het net zo. Een stuurse blik vraagt zonder woorden wat ik wil. Als ik dan b.v. een stuk fruit uitzoek wordt dat aangenomen, zwijgend teruggelegd en vervangen door een beter exemplaar, dat ene butsje was me ontgaan. Mijn groet in het Albanees wordt met een verraste en blijde blik beantwoord.

Ook onderweg is het eerst afwachtend. Zelden komt iemand naar me toe als ik turend op mijn kaart en om me heen de weg zoek. Maar zodra ik iemand vraag doet die erg zijn/haar best om het me uit te leggen, en te checken of ik het echt begrepen heb.

Het 'hello, what's your name?' van de kinderen is er wel, maar zachtjes. En als ik antwoord, lijken ze ook te luisteren, het gaat blijkbaar niet alleen om hun eigen roep. Eén keer aandacht is ook genoeg.

Het voelt allemaal behoorlijk relaxed, maar bepaald niet uitbundig. Zelfs de honden passen zich er bij aan. Normaal toch de grote vijand van de fietser heb ik tot nu toe nog maar een keer eentje blaffend achter me aan gehad, op veilige afstand overigens. Alleen wat vast zit of achter een hek maakt geluiden waardoor ik blij ben met hun vrijheidsbeperking.

Zo lijkt het ook met religie te zijn. Ik ben in verschillende plaatsen de kerk (meest orthodox) en de moskee pal naast elkaar tegengekomen. De ene keer hoor ik de imam over de stad schallen, dan luiden de klokken. Het is allemaal niet zo spannend, beide godshuizen worden sporadisch bezocht.

De natuur onderweg is schitterend. De eerste dagen in de bergen fiets ik steeds met een wijds uitzicht over de ene na de andere keten. De verste ketens nog met sneeuw bedekt. Verder naar het Noorden loopt de weg vaker parallel aan een rivier. Daar is het dal dan aak ook smaller. Wat in geen geval wil zeggen dat het fietsen er makkelijker op wordt, de weg loopt constant omhoog weg van de rivier en weer naar beneden. Hoewel ik geen echte hoge passen over ben gefietst klim ik op een dag evenveel als op een volwassen alpenetappe.

Veel verkeer is er dus niet. Ik had dus nog geluk toen ik bij een afslag zonder borden (die zijn er niet, wie weet nu niet waar de weg heen gaat) zeker wilde weten of ik die afslag moest hebben. Al na 10 minuten kwam er een auto voorbij om dat te bevestigen.

Hier in de bergen zwaaien we eigenlijk ook altijd naar elkaar. Onderweg stop ik bij een Albanees gezin waarvan de zoon net foto's maakt en Engels spreekt. Tijdens de gebruikelijke uitwisseling van waar vandaan en waar naar toe houdt de moeder voor wie mijn antwoorden vertaalt worden me constant een grote zak kersen voor. Dit soort ontmoetingen zijn steeds weer heel relaxt en absoluut niet opdringerig.

Het toeval wil dat ik één keer uitkom in een plaatsje waar dat weekend het jaarlijkse folklore festival wordt gehouden. Uit de wijde omgeving, en ook uit Kosovo en Montenegro zijn schoolkinderen gekomen die prachtig uitgedost in klederdracht dans of zangvoorstellingen geven. Aan het einde van het weekend zal de op een terrasje zetelende deskundige jury de winnaar aanwijzen.


Van te voren had ik gelezen dat er geen betrouwbare kaarten van Albanië bestaan. Uiteindelijk heb ik 3 kaarten bij me, eentje van Freytag & Berndt, waar ik in andere landen graag mee fiets. Reise know how uit Duitsland, ook geen onbekende, heeft een kaart die recenter is. En dan heb ik nog een kaart die dezelfde ondergrond als Reise know how gebruikt, maar waar fietsroutes (!?) zijn ingetekend en ook hotelletjes, dat laatste is handig. Die ingetekende routes maken volledig onzichtbaar of die nu over wat voor soort weg ze lopen, dus ik heb de basiskaart echt nodig. Ook trouwens omdat daar soms andere afstanden op staan, die ook weer afwijken van die op Freytag & Brendt. Op die laatste staan vaak weer andere plaatsen, soms meer, soms minder.

Bij verschil in afstanden moet je denken dat een traject op de ene kaart 35 kilometer is, en op de andere 62. Een pashoogte is 849 of 1320 meter. Inmiddels heb ik aardig in de gaten hoe ik de verschillen moet interpreteren, maar in het begin viel een tocht wel eens fors langer uit dan ik de avond van te voren had bedacht.

De 3 bergetappes brachten me in het Noorden bij Fierza. Hier stap ik aan boord van de boot naar Koman. De Drin volgt hier als stuwmeer haar orignele loop, is eigenlijk vooral breder en dieper. Het is een schitterende tocht tussen hoog opreizende wanden, waarbij de rivier de ene bocht na de andere neemt. Deze trip wordt terecht gerekend tot de mooiste boottochten ter wereld.

Ik moet er wel vroeg voor op, de boot vertrekt om 7 uur, dat is de late dan, de vroege gaat om 6. Als ik opsta vrees ik een pechdag gezien de dikke soep die er buiten hangt. Dit blijkt echter laaghangende mist te zijn, die al snel optrekt, en waar dan alleen nog wat flarden van tegen de bergen hangen, fraai weerspiegeld in het akwamarijnkleurige water.

Samen met een enkele andere toerist genieten ik aan dek van dit geweldige gezicht. Op de boot verder vooral vrachtwagens en passagiers van minubusjes naar Tirana. Die begrijpen niet waarom wij daar in de nog behoorlijk frisse morgen buiten staan, terwijl het binnen toch heerlijk warm is, en het rookverbod een dode letter.

Nadat ik me na aankomst op een terrasje heb zitten vergapen aan de manier waarop de boot voor de terugreis geladen wordt, en hoe even later een familie met koe en al in een bootje stapt. fiets ik door naar Shkodra aan de kust.

Daar heb ik een rustdag, waar ik ook wel aan toe ben. De meeste plekjes onderweg zijn klein en sfeerloos, niet geschikt voor een rustdag. Albanië moet het hebben van haar natuur.

Het moment waarop echter het meest sfeerloze standje toch sfeer krijgt is bij de pantoffelparrade, vanaf 6 uur 's avonds. Als het weer het toelaat stroomt de hoofdstraat vol met mensen. In Rrëshen is die straat dan ook gedurende de avond autovrij, keurig afgezet met pionnen.

Jong en oud loopt over straat, de kinderen voetballen of genieten in een kleine draaimolen, de jeugd heeft plezier onderling, en de ouderen wisselen de wederwaardigehden van de dag uit.

Ik let speciaal ook op hoe bij de jeugd jongens en meisjes met elkaar omgaan. Ik lees een boek van Ornela Vorpsi die een stuitende ongelijkwaardigheid gedurende haar jeugd in Tirana 30 jaar geleden beschrijft. Voor zover ik dat kan zien lijken jongens en meisjes nu echter ongedwongen en relaxt met elkaar om te gaan, in veel Westerse landen zou de sfeer geladener zijn.

Nu is Shkodra ook niet het toppunt van vertier, maar er is tenminste hier en daar een aardig terrasje, en nog een enkel museum en kasteel te bekijken. En het is de 'stad der fietsen'. Dat is geen woord te veel, er wordt hier veel gefietst, en bij veel restaurants staan de fietsen masaal in de fietsrekken.

Ook hier weer de 3 religies op steenworp afstand. De moskee roept me bij dageraad wakker voor gebed, de kerk (ik hoor niet of het de katolieke of de orthodoxe is) houdt christelijker tijden aan voor haar klokgelui.

Net over de helft ben ik nu. Voor morgen staat er een tocht naar Thethi op het program. Moet een prachtig geïsoleerd natuurgebied zijn hoog in de bergen. De één beweerd dat ik er met de fiets wel kan komen, de ander beweerd dat dit absoluut onmogelijk is. Na het nodige wikken en wegen ga ik het toch proberen. Bij andere vervoersmogelijkheden is de terugreis onzeker (minibus), of de prijs gigantisch (4-wheel drive). Lukt het niet dan keer ik om, en ben ik morgenavond weer in Shkoder.

vrijdag 14 mei 2010

Deel 1, aankomst en kennismaking


Voor het eerst vetrek ik op een fietsvakantie niet vanaf Schiphol, maar vanaf Eelde, waardoor ik het laatste stukje vanaf station Haren naar het vliegveld kan fietsen, en gewoon de vertrekhal binnen rijd. Hoewel de rij voor de incheckbalie niets korter is als op Schiphol is het toch een stuk relaxter.

Het vliegveld op Corfu is ongeveer even groot. Als m'n fiets na enig zoeken boven water is en gepakt, zit ik al snel in m'n eerste hotel.
De mededelingen van de receptioniste daar en de dame van de ticketoffice waar ik 's avonds nog langs ga, dat fietsen misschien niet mee mogen op de snelle boot (de langzame vaart niet) bezorgd me een slechte nachtrust. Maar de volgende morgen gaat mijn fiets probleemloos aan boord.
Vlak voor we aan boort gaan is er nog een misschien typerend moment. Er komt een politiebusje aanrijden, waar zo'n 10 tot 15 geboeide mannen uit komen. De boeien gaan af, en de mannen aan boord. Als ik iemand naar de reden vraag vertelt die dat deze mannen geen 'documenten' hebben, waarbij hij met enige triomf het Griekse visum in zijn Albanese paspoort toont.

Sarande ligt prachtig, waarmee het meeste is gezegd. Behalve de ligging heeft Sarande weinig anders te bieden dan beton. Wat vaak wel in vrolijke kleuren is opgeschilderd.
En er loopt een promenade langs de zee, die 's avonds tot leven, als de halve stad naar beneden gestroomt lijkt voor de pantoffelparade. Rustig wordt er geslentert en bijgepraat, in de koelte van de avond.
Maar het is plezierig om rustig in Albanië te landen, de zon te voelen, en een duik in zee te nemen.

Tijdens een dagtocht naar Butrint merkte ik dat het beton zich in allerlei staten van voltooing naar het Zuiden langs de kust uitstrekt. De meeste gebouwen bestaan nog uit betonnen pilaren en en enkel tussenvloer, weinigen geven het gevoel dat er hoop is op meer.
In Butrint vind je de resten van een oude Griekse en Romeinse nederzetting. Net voldoende uitgegraven om je samen met eenvoudige informatieborden een gevoel te geven van wat er geweest is. Prachtig gelegen aan de golf van Butrint, met Corfu aan de overzijde. Als je de duizenden vogels niet meetelt ben ik de enige die van de serene sfeer geniet. Een sfeer die nog versterkt wordt doordat door de veranderde waterstand het podium van het theater onder water staat.
Met een oud kabelveer steek ik daarna het kanaal van Vivari over dat het meer van Butrint met zee verbindt. Aan de overkant geen bouwwoede. Iets meer door het binnenland, met veel uitzicht over het meer en de zee voltooi ik m'n eerste fietstocht in Albanië.

M'n eerste tocht met bepakking brengt me naar Gjirokaster, die in steen tegen de berg aan ligt geplakt. In zekere zin hoofdpersoon van het boek "Kroniek van de stenen stad" van Ismael Kadare, dat ik aan het lezen ben. De sfeer is soms invoelbaar, al lees ik tot nu toe over veel guurdere omstandigheden dan de 25 graden waarin ik door de straatjes, steegjes en trappetjes zwerf. Volgens Kadare kun je vanaf de straat je hoed leggen op de top van de naastgelegen minaret. Bij de enige minaret die ik kan vinden lukt me dat niet.
Ik blijf een dag om het stadje te bekijken. Vanwege de komst van een groep in 2 hotels, wat me de kans geeft 2 fraai gerestaureerde traditionele huizen te zien.
Gedurende de nacht slaat ineens het weer om. Er waren vrijdag al wat wolken aan de hemel, maar gedurende de nacht begint het bakken met water te regenen. Het ziet er 's morgens niet naar uit dat dit snel over zal zijn, dus ik blijf een dagje langer. Een goed idee, want pas tegen de avond stopt de regen.

Zondag verlaat ik dan echt Gjirokaster, onder een nog steeds dreigende hemel. Het regenpak moet aan en uit. Gelukkig heb ik het net aan als een tegeligger door een diepe plas rijdt, en ik een enorme golf water over me heen krijg. Goed ingepakt deert het me niet.
Lang de kant van de weg wordt van alles aangeboden. Naast prullaria veel honing, met als toppunt iemand die een akwarium met levende forellen heeft staan. Die komen vast uit de rivier die ik in eerste instantie een tijdje volg.
Onderweg kom ik veel mensen tegen op pony's of ezels. Die natuurlijk van alles vervoeren. En veel schaap- en geitenhoeders. Van een afstand lijkt het alsof ze allemaal een geweer over hun schouders dragen, dichterbij gekomen blijkt het steevast een paraplue te zijn.
Verder natuurlijk langs de kant en in het veld al die kleine 1-persoons bunkertjes, waar Albanië om bekend is. Soms een serie op een rij, anderen lijken er moederziel alleen te staan. Omdat ze zo klein zijn vallen ze eigenlijk aardig weg in het landschap, ik had me voorgesteld dat het ontsierender zou zijn.
Een dag later draai ik meer de bergen in om een doorsteek te maken naar het Oosten, waar Korcë m'n bestemming is. In de bergen is het pittig fietsen. De hellinkjes zijn kort of lang al snel 7%, da's hard werken met bagage. En tijdens de afdaling is het niet verstandig veel vaart te maken, een prachtig glad stuk asfalt kan volkomen onverwacht overgaan in een pokdalig wegdek, met diepe gaten.
Onderweg overnacht ik steeds in hotels. Campings zijn er vanzelfsprekend niet. En het gebied waar ik nu doorheen kom is me net wat teveel bewoond om een plekje langs de weg op te zoeken. Daar komt bij dat ik deze dagen wat hoger in de bergen fiets, en het er behoorlijk fris is. De hotels variëren van een famile die kamers verhuurd, en van de opbrengst hun 3 kinderen op buitenlandse universiteiten laat studeren, tot oude 'toeristen hotels'. Zeker als ze niet verbouwd zijn kun je nog het oude Oostblokgevoel ervaren.
In zo'n hotel verblijf ik momenteel in Korcë. Een stad met prachtige gebouwen die echter volkomen verwaarloosd zijn en grotendeels op instorten staan. Doodzonde.
Vanuit een bewolkt en fris Korcë was dit dan het eerste deel van het weblog. Vanaf hier wil ik verder naar het Noorden.

zondag 9 mei 2010

Roet in het eten?

Zondag 9 mei.

Het leek nog bijna spannend te worden. De 24 uurs staking was gelukkig ruim voor vertrek, en leek zich ook echt tot 24 uur te beperken. Maar toen die aswolk weer. De laatste dagen zag ik hem op het journaal naar het zuiden en verder oostwaarts trekken. Het lijkt erop dat ik de wolk net voor ben. Morgenochtend is het eerste wat ik doe op internet kijken of dat echt zo is.